Granma, een van de provincies die is ontstaan uit het
vroegere El Oriente, is genoemd naar het jacht waarmee Fidel Castro, Che Guevara
en nog 80 anderen in 1956 vanuit Mexico de oversteek naar Cuba maakten.
Als er één gebied is op Cuba waarin revoluties hun bakermat
vonden, dan is het Granma.
Het
lijkt wel of de bevolking er vanaf Columbus op is getraind om strijd te voeren
tegen overheersers.
Het landschap van de provincie heeft twee gezichten.
Het vlakke land aan Cuba's langste rivier de Rio Cauto en de bergen
van de Sierra Maestra. Cuba's hoogste berg ligt in dit massief, de Pico
Turquino, 1994 meter hoog en de enige plaats op Cuba waar het weleens
vriest. De provincie herbergt twee belangrijke nationale parken, Sierra Maestra
en Desembarco del Granma.
De naam van de stad Bayamo kan niet worden
uitgesproken zonder een andere: Carlos Manuel de Céspedes, geboren als de
zoon van een suikerbaron en uitgegroeid tot de Cubaanse vader des vaderlands,
Padre de la Patria. Hij was niet de enige beroemde zoon van Bayamo. De
dichter van het volkslied Perucho Figueredo kreeg een ereplaats
op
het centrale plein en alleen al gedurende de beide onafhankelijkheidsoorlogen
bracht Bayamo
maar
liefst 22 generaals voort. Vanwege de vele heldendaden in de eerste
onafhankelijkheidsoorlog kreeg Bayamo de titel La Heroíca, de
heldhaftige.
De geschiedenis van Bayamo is door de eeuwen heen een
buitengewoon roerige geweest. De stad was nauwelijks gesticht op de plaats waar
zich een aantal, door de Spanjaarden onderworpen, indiaanse nederzettingen
bevond, of reeds in 1528 brak de eerste opstand onder de indianen uit, in 1533
gevolgd door een opstand onder de negerslaven. In 1602 kwam de gehele burgerij
in opstand tegen de Spanjaarden toen een aantal vooraanstaande stadgenoten door
het Spaanse bewind werd gearresteerd vanwege smokkelactiviteiten. Onder druk van
de gewapende bevolking werden de notabelen vrijgelaten. De eerste
onafhankelijkheidsoorlog ontstond er en José Martí sneuvelde in de directe
omgeving van Bayamo tijdens de tweede onafhankelijkheidsoorlog. Ook meer
recentelijk deed Bayamo van zich spreken. Tijdens de geruchtmakende aanval op de
Moncada-kazerne in Santiago de Cuba, werd op 26 juli 1953 ook een aanval gedaan
op de militaire kazerne in Bayamo, eveneens voorbereid door Fidel Castro.
In november 1513 stichtte Diego Velázquez (óók de
eerste gouverneur van de stad) Bayamo onder de naam San Salvador de Bayamo.
Het was de tweede Spaanse nederzetting op Cuba. Aanvankelijk leefde men van
mijnbouw, er werd veel goud in de omgeving gevonden. De oorspronkelijke bewoners
van de streek, indianen, werden door de Spanjaarden tot slavenarbeid in de
mijnen gedwongen. Het kostte de zwakke indianen massaal het leven. De
overlevenden kwamen in opstand en de Spanjaarden waren, door 'kaalslag' onder de
indianen, genoodzaakt naar andere arbeidskrachten uit te zien. Ze vonden ze in
de negerslaven die als ruilhandel uit Afrika werden ingevoerd. Ook de Afrikanen
namen de Spanjaarden hun methoden niet in dank af en kwamen eveneens in opstand
tegen de behandeling die hun ten deel viel. In dezelfde periode bleek dat er
minder goud aanwezig was dan werd gedachten de goudmijnen moesten, wegens
uitputting, sluiten. Men ging over op landbouw en veeteelt. De omgeving van
Bayamo was buitengewoon vruchtbaar en men verdiende, ook zonder inkomsten
uit de goudmijnen, geld als water. De inwoners van Bayamo hadden echter al snel
in de gaten dat de Spaanse overheid eerst de eigen zakken vulde en, als er dan
nog iets overbleef, bereid was dit eerlijk met de bevolking te delen. Vanwege
het feit dat de Spaanse overheid meer wilde dan de onderdanen billijk vonden,
groeide Bayamo uit tot een waar smokkelaarsnest. Mensen die de weg wisten
over de Sierra Maestre, bereikten gemakkelijk de havenplaats Manzanillo, waar
tabak, suiker, huiden en koffie werden geruild voor goederen uit Europa en
Afrika. Onder die 'goederen' bevonden zich vele slaven. Vanaf zijn beginjaren
was Bayamo een stad waarvan de inwoners voor zichzelf wilden zorgen, zonder
bemoeizucht van de Spaanse overheid, waar ook nog eens veel te veel geld voor
moest worden uitgegeven. Behalve uit de opstanden onder de mijnwerkers blijkt
dit nog eens uit het feit dat, toen in 1607 Franse kapers de plaatselijke
bisschop ontvoerden en een groot losgeld voor hem eisten, de inwoners een
strafexpeditie op touw zetten, de Fransen een bloedige nederlaag toebrachten, de
bisschop bevrijdden en het hoofd van de kaperkapitein op een staak
tentoonstelden.
En...
als
u niet voor de cultuur of de historie naar Bayamo gaat, ongetwijfeld kent u de
smartlap 'La Bayamesa'. Het lied werd indertijd geschreven als hommage aan de
schoonheid van de vrouwen in Bayamo.
Een kleine 20 kilometer buiten Santiago bevindt zich El
Cobre. Het ontleent zijn naam aan de kopermijnen die hier sinds de
16e eeuw, aanvankelijk op kleine schaal, geëxploiteerd worden. De kerk van het
dorp
is een bedevaartplaats voor vele Cubanen en voor mensen die het
roomskatholieke geloof aanhangen van ver buiten Cuba. Hier bevindt zich het
beeld(je) van de Maagd der Barmhartigheid, in 1916 door de paus verheven
tot de beschermheilige van Cuba. De legende leert dat het beeld
in
1608 werd opgevist door twee indianen, de broertjes Juan en Rodrigo de Hoyos, en
Juan Moreno, een jonge negerslaaf. Ze speelden aan de oevers van de Bahía de
Nipe, oostelijk van Holguín en vonden het drijvend op het water van de baai. Het
droeg het opschrift: 'Ik ben de Heilige Maagd der Barmhartigheid'. Het beeld
moet hetzelfde zijn als dat wat door de indianenhoofdman uit de omgeving van het
huidige Las Tunas in zee werd gedumpt omdat het zijn stam wegens afgunst in
oorlog bracht met omliggende stammen. Het werd hem in 1510 geschonken door de
Spaanse conquistador Alonso de Ojeda, als dank voor de hulp die hij ontving
nadat hij met zijn troepen in een moeras terechtgekomen
was.
Tienduizenden maken jaarlijks de tocht naar dit dorp om hulp en bijstand af te
smeken of als dank voor ontvangen gunsten. Beide categorieën brengen hun
offeranden mee. Een gedeelte ervan is tentoongesteld rond een altaar op de
begane grond. Brieven, diploma's, honkballen, krukken, militaire
onderscheidingstekens, poppen, rolstoelen en tekeningen, om in alfabetische
volgorde maar eens een paar voorbeelden te noemen, het werd allemaal aan de
Maagd geofferd.
De kerk is een tijdlang geheel gesloten geweest. De sluiting vloeide voort uit
de verstoring van een mis door toeristen. Voorafgaande aan dat incident waren
ook al eens toeristen door plaatselijke 'handelaren' gemolesteerd. Deze zijn
evenwel van het plein verwijderd, politie houdt er toezicht opdat u ongestoord
van de kerk kunt genieten. In de straten naar de basiliek heerst echter nog
volop de handelsgeest van weleer. Mannen en vrouwen die op soms uiterst
agressieve wijze iets aan u willen slijten, jongetjes die stukjes kopererts in
uw zak stoppen 'als presentje' en later om geld komen, de ene vriendendienst is
de andere waard nietwaar?