In grootte is Camagüey de derde stad van Cuba.
Op 2 februari 1514 werd deze stad door Diego Velázquez gesticht aan de
Cubaanse noordkust, op de plaats waar zich nu de plaats Nuevitas bevindt. Hij
noemde
de nederzetting Villa Santa María del Puerto Principe, in de volksmond kortweg
Puerto Principe genoemd. De belangstelling van piraten en ander gespuis voor de
plaats was echter groot. Reeds in 1528 was de stad tweemaal verwoest, waarna de
Spaanse regering opdracht gaf de nederzetting naar het binnenland te
verplaatsen. De keus viel op het vroegere indianendorp Camagüey. Vanaf 1528 werd
Puerto Principe daar herbouwd en het groeide uit tot een van de belangrijkste
plaatsen op Cuba. De verplaatsing weerhield zeerovers er echter niet van om de
plaats aan te doen, de stad werd in de 17e eeuw zowel door Franse als door
Engelse zeerovers bezocht en geplunderd. De Engelse zeeheld Henry Morgan, óók
verantwoordelijk voor de derde verwoesting in 1668, hongerde de rijke kooplieden
uit door hen in een kerk op te sluiten,
net
zolang tot ze hun rijkdommen afstonden. Behalve door plunderingen werd de stad
in dezelfde eeuw ook nog eens door slaven in brand gestoken. Camagüey kan dus
terugzien op een roerig verleden, maar vormt daarbij geen uitzondering ten
opzichte van andere oude Cubaanse steden.
De bekendste inwoner van de stad is ongetwijfeld
generaal lgnacio Agramonte (1841-1873). Als generaal voerde hij de
plaatselijke opstandelingen aan tijdens de eerste onafhankelijkheidsoorlog. Vele
heldendaden worden aan hem toegeschreven. Hij verwierf vooral bekendheid door de
bevrijding van een kameraad, waarbij hij uitsluitend een machete als wapen
gebruikte. Hij stierf in de eerste onafhankelijkheidsoorlog op het veld van eer
tijdens de slag bij Jimaguayú. Vele gebouwen, pleinen en straten en zelfs het
(internationale) vliegveld zijn naar hem vernoemd. Het als museum ingerichte
geboortehuis van Ignacio Agramonte bevat vele voorwerpen uit zijn tijd. Het
huis zelf is een prachtig voorbeeld van een luxe 18de-eeuws herenhuis.
In het midden van het in 2000 geheel gerestaureerde Parque
Agramonte bevindt zich een standbeeld van de nationale held. Gezeten
op zijn paard, het zwaard in de hand torent hij hoog boven het plein uit. Een
vrouw en een meisje kijken met verschuldigde
eerbied naar hem op. Minder opvallend, maar eveneens van historische betekenis
zijn de vier palmen op de hoeken van het plein. Ze houden de herinnering aan
vier Cubaanse verzetsstrijders levend die in 1851 door de Spanjaarden werden
gedood. Het werd verboden om voor de vier een gedenkteken op te richten en in
plaats daarvan besloot men tot het planten van de vier palmen. Op het plein
bevindt zich verder de kathedraal van Camagüey: El Catedral de Nuestra
Sigñora de la Candelaria.