Ligging van Cuba
Cuba maakt deel uit van het Caribisch gebied. Aan de
noordzijde bevinden zich de Atlantische oceaan, de Straat van Florida en de
Golf van Mexico, aan de zuidzijde de Caribische Zee. Met een
totaaloppervlakte van bijna 111.000 vierkante kilometer is het eiland
ongeveer tweemaal zo groot als Nederland en België samen. De afstand tussen
Punta Quemado, het meest oostelijke puntje tot de meest westelijke kaap Cabo
de San Antonio, bedraagt ongeveer 1250 kilometer. Op zijn breedst is Cuba
191 kilometer, het smalste gedeelte meet slechts 31 kilometer.
Het eiland wordt omgeven door
exotische namen als Jamaica op 140 kilometer afstand, Hispaniola (de
Dominicaanse Republiek en Haïti samen) op minder dan 80 kilometer en de
Caymaneilanden op ruim 200 kilometer. Florida, de zuidelijkste der Verenigde
Staten ligt op ongeveer 180 kilometer afstand en Yucatan in Mexico op 210
kilometer. Ook de Bahama's liggen in de nabijheid van Cuba.
Voor een belangrijk gedeelte is het
land schap
van Cuba glooiend en heuvelachtig. Er zijn vier bergketens. In het westen
bevinden zich de Sierra de los Organos en de Sierra del Rosario, samen ook
wel Cordillera Guaniguanico genoemd, met een
hoogste top van 728 meter: de Guajaibon. In het midden, met als blikvanger
de 1156 meter hoge Pico de San Juan of la Cuca, de Sierra de Escambray. In
het zuidwesten bevindt zich de Sierra Maestra waar zich de hoogste berg
van Cuba bevindt: de Pico Turquino, 1994 meter hoog.
Op de kaart vind je de gevolgde
reisroute terug. (Klik erop om een grotere versie te verkrijgen in een nieuw
venster.)
▲
Godsdienst
Tijdens de kolonisatie door Spanje was
het katholicisme ook op Cuba de nationale godsdienst. Iedereen
werd geacht katholiek te zijn. Maar de Afrikaanse godsdiensten hebben hun
invloed altijd behouden. In de tijd van de revolutie was het belijden van
een godsdienst weliswaar geen misdaad, maar om nu te zeggen dat Kerk en
Staat in harmonie naast elkaar leefden, voert veel te ver. Castro zei ooit
dat hij godsdienst als opium voor het volk beschouwde, daarmee aangevend dat
het zelfstandig denken door een godsdienst ernstig belemmerd werd.
Vrijheid van godsdienst is in de grondwet vastgelegd, maar het was lange
tijd onmogelijk om lid te zijn van een kerkgenootschap én van de partij.
Priesters, nonnen en andere religieuzen werden massaal het land uitgezet.
Seminaries werden gesloten en het godsdienstonderwijs werd afgeschaft.
Uiteindelijk werden de religieuze feestdagen geschrapt. Pas in het midden
van de jaren tachtig van de 20ste eeuw werd er versoepeling merkbaar. In
1988 werden zelfs enkele tienduizenden bijbels ingevoerd en sinds de
beginjaren negentig van de 20ste eeuw kunnen christenen tot de partij
toetreden als lid. Toetreden tot een kerkgenootschap door een partijlid was
echter nog niet toegestaan.Vanaf 1995 lijken de verhoudingen tussen Kerk en
Staat weer genormaliseerd. Iedereen kan zonder problemen weer zowel tot een
kerkgenootschap behoren als (kader)lid zijn van de partij. Alles wijst erop
dat er niemand meer een strobreed in de weg gelegd zal worden bij de opbouw
van een carrière in een maatschappelijke, kerkelijke en/of een
partijpolitieke loopbaan. Het bezoek dat Castro in 1997 aan de paus bracht
en het tegenbezoek van de paus in 1998 versterkt die algemene indruk in
belangrijke mate.
▲
Politiek
Sinds 1959 is Fidel Castro Ruiz Cuba's
staatshoofd. Zijn macht is echter veel uitgebreider: hij is tevens
opperbevelhebber van de strijdkrachten, regeringsleider en
partijsecretaris, voorzitter van de nationale vergadering, de
staatsraad en de ministerraad. De man is gezegend met een
geweldig redenaarstalent e n zit stevig in het zadel. Althans... luisterend
naar de man in de straat is zijn populariteit sterk gedaald. Waarschijnlijk
heeft hij zijn grootste politieke misrekening gemaakt met de legalisering
van de Amerikaanse dollar in 1993.
In 1965 werd de communistische partij op Cuba gesticht, waarmee
Castro naar het buitenland ondubbelzinnig duidelijk maakte waar Cuba's
plaats was op het politieke wereldtoneel. Het werd hem niet in dank
afgenomen. Sinds 1993 worden er verkiezingen gehouden. Wat de waarde ervan
is valt moeilijk in te schatten.
Cuba is, blijkens de grondwet, een socialistische partij van
arbeiders en boeren, waarbij de macht in handen van het volk
ligt. De opbouw van de samenleving duidt daar ook op. Elke stad en elk dorp
kent een Poder Popular, een soort gemeenteraad bestaande uit leden van de
gemeenschap, arbeiders en boeren. Elk huizenblok, in kleinere gemeenten elke
wijk, heeft een Comité e Defensa de la Revolución (CDR), een comité
voor de verdediging van de revolutie. Tot de taken van de comitéleden
behoren veel zaken die tot veler voorbeeld zouden kunnen strekken: de hulp
aan zieken en bejaarden, het begeleiden van kinderen naar school, het geven
van bloed ten behoeve van ziekenhuizen, ... Tot de taak van het comité
behoort echter ook, 'de verdediging van de revolutie'.
In januari 1990 kondigde de regering-Castro de 'bijzondere periode in
vredestijd' af. Dit was het rechtstreekse gevolg van de economische
situatie. Er was schaarste aan van alles en de regering had besloten om zélf
het hoofd te bieden aan de crisis, vooral veroorzaakt door het geleidelijk
aan wegvallen van de Russische hulp. De meeste artikelen gingen 'op de bon'.
Elke Cubaan heeft maandelijks recht op een bepaalde hoeveelheid van een
bepaald artikel. Soms blijven de bonnen weg, het artikel is er niet. Er werd
van alles verzonnen om te overleven. De benzineschaarste probeerde men
bijvoorbeeld op te lossen door het beschikbaar stellen van uit China
geïmporteerde fietsen. Soja werd op grote schaal toegepast. Het mocht
allemaal niet baten. De crisis werd namelijk niet alléén veroorzaakt door
het wegvallen van de buitenlandse hulp, ook intern waren de nodige blunders
begaan. Als gevolg van de partijpolitiek zaten veel verkeerde mensen op
verkeerde posten. Castro nam weliswaar maatregelen, maar te laat. Pas in
1994, met het aantrekken van het toerisme, scheen er enig licht te komen.
Dat had weer andere consequenties, de juiste mensen op de juiste posten
probeerden een baan in het toerisme te bemachtigen. Veel intellect is
daardoor voor de economie verloren gegaan. Het einde van de 'bijzondere
periode in vredestijd' is, tenzij Cuba op grote schaal buitenlandse hulp
krijgt en aanvaardt, voorlopig nog niet in zicht.
▲
Bevolking
Cuba heeft ruim 11 miljoen inwoners, ongeveer de helft
ervan leeft in grotere of kleinere steden, de overigen op het platteland.
Aanvankelijk werd Cuba door indianen bewoond. Men is zeer verdeeld over het
aantal indianen tijdens het 'begin' van Cuba, rond 1510. Een grove schatting
geeft aantallen tussen de 100.000 en 500.000. Halverwege de 16 de eeuw, dus
nauwelijks 40 jaar later, was dit aantal geslonken tot 3.000 à 4.000! Oorzaken:
ziekten, uitputting als slaaf, moord en zelfmoord.
In de 18e eeuw breidde de bevolking van Cuba zich geweldig uit als gevolg van de
'import' van slaven uit West-Afrika. Niet minder dan 800.000 werden er op Cuba
aan land gebracht. Tussen 1791 en 1805 kwam daar nog eens een aantal van
ongeveer 300.000 Franse landbouwers bij, voornamelijk van Haïti, verdreven als
gevolg van een slavenopstand aldaar. Ze brachten een geweldige hoeveelheid
kennis mee over de manier waarop het land bewerkt moest worden, over koffie- en
cacaoteelt en over veeteelt. Met die kennis zorgden ze voor een enorme
economische impuls.
Tussen 1853 en 1874 vestigden ongeveer 125.000 Chinezen, hoofdzakelijk afkomsig
uit de omgeving van Kanton zich op Cuba, tussen 1900 en 1929 gevolgd door meer
dan 1 miljoen immigranten afkomstig van het vasteland van S panje
en de Canarische Eilanden. In dezelfde periode werd de bevolking ook nog eens
aangevuld met ongeveer 250.000 zwarte inwoners van Jamaica en Haïti. Ondanks
deze grote stroom van immigranten, duurde het tot 1945 voordat Cuba 5 miljoen
inwoners telde en pas in 1959 werd het aantal van 6 miljoen gepasseerd. Recente
onderzoekingen hebben uitgewezen dat de groei van de Cubaanse bevolking,
gerekend over de laatste jaren, ongeveer 1% heeft bedragen, hetgeen extreem laag
genoemd kan worden. De vergrijzing heeft dan inmiddels haar invloed doen gelden
en er wordt van uitgegaan dat rond 2020 de Cubanen, naar de gemiddelde leeftijd
gesproken, het oudste volk ter wereld zullen vormen.
In 1998 was 12% van de bevolking 60 jaar of ouder, 58% maakte deel uit van de
werkende bevolking, d.w.z. dat deze zich in de leeftijdscategorie van 15 t.e.m.
59 jaar bevond en 30% van de Cubanen was jonger dan 15 jaar. Hiervan is
66% blank, 12% zwart, en 22% van gemengde afkomst, waarbij
0,1% geteld is die Aziatisch bloed in de aderen heeft.
▲
|