Als vijfde Spaanse nederzetting op Cuba werd Santiago
op 28 juni 1514 gesticht. Het werd de tweede hoofdstad van Cuba, van 1512 tot
1515 was deze eer weggelegd voor Cuba's oudste stad: Baracoa. In 1553 werd deze
rol door Havana overgenomen. Santiago had toen al een tijd van economisch
welzijn achter de rug als havenstad waar suiker geëxporteerd werd en slaven
geïmporteerd werden. Maar toen de
Spaanse overheid de stad de rug toekeerde, was
het in feite gedaan. Het inwoneraantal zakte tot een kleine 150, vooral doordat
piraten er vrij spel hadden. Santiago bezat een grote haven en was gemakkelijk
per schip te bereiken. Hoewel Franse en Nederlandse piraten er behoorlijk
huishielden, waren het toch vooral de Engelsen die Santiago als een bestendige
bron van inkomsten zagen. Het escaleerde in 1662 toen Britse zeeschuimers onder
Henry Morgan het fort, Castillo del Morro, dat de stad bescherming
bood, vernielden. Het waren overigens niet alleen de zeerovers die de stad
teisterden, de stad werd enkele malen door een zware aardbeving getroffen in
1776 en in 1852, nadat het in 1580 al een keer met de grond gelijkgemaakt was.
Nog steeds moet Santiago met aardbevingen rekening houden, gemiddeld driemaal
per eeuw worden de inwoners door aardschokken opgeschrikt. In gebouwen waarin
zich een lift bevindt waarschuwt men, volgens wereldwijd gebruik, deze niet te
gebruiken bij brand, in Santiago waarschuwt men ervoor deze ook niet te
gebruiken bij ... aardbevingen.
De kopermijnen in de omgeving werden al in 1547
ontdekt, maar er was weinig gelegenheid om ze te exploiteren. In het begin van
de 18e eeuw werden er nieuwe en belangrijker koperaderen ontdekt, hetgeen het
begin van de meer serieuze mijnbouw inluidde. Aan arbeidskrachten was geen
gebrek, Santiago was de eerste Cubaanse haven waar slaven uit Afrika aan land
werden gebracht en velen werden in de omgeving van de stad tewerkgesteld, veelal
onder erbarmelijke omstandigheden. Het einde van de 18e eeuw was voor Santiago
het echte begin van een nieuw tijdperk.
Ook Santiago kent z'n grote namen. Eén van hen is Antonio
Maceo, geboren op 14 juni 1845, een generaal (en tevens de eerste hoge
officier) van Spaans-Afrikaanse afkomst, legeraanvoerder in beide
onafhankelijkheidsoorlogen. Tijdens schermutselingen in december 1896 bij Punta
Brava in de omgeving van Havana werd hij gedood. In San Pedro (een dorp dat deel
uitmaakt van Punta Brava), werd een monument voor hem opgericht. Het meest
monumentale gedenkteken in Santiago is aan hem gewijd, het vliegveld is
naar hem genoemd, hij ging de geschiedenis in als 'de bronzen titaan', vanwege
zijn huidskleur, die nog wel eens wantrouwen wekte bij de overwegend blanke
bestuurders.
Veel in Santiago herinnert aan het rumoerige verleden. Het
centrum van de stad wordt gevormd door het Parque Céspedes, zoals zoveel
centrale pleinen waar de legers hun kwartieren hadden, vroeger Plaza de Armas
geheten. Het is een gezellig plein met veel groen, gedomineerd door de La
Catedral de San Juan de Santiago, ook wel (ten onrechte) Basilica
Metropolitana genoemd, waarschijnlijk Cuba's meest herbouwde kerk. De eerste
kerk werd in 1516 gebouwd, het huidige bouwwerk dateert van 1922. Branden,
plunderingen en aardbevingen zorgden ervoor dat de kerk vele malen herbouwd en
gerestaureerd moest worden. Het bezoek van de paus in 1997 aan Cuba bracht
opnieuw alle restaurateurs in opperste staat van activiteit. Maar, zoals de kerk
er staat is het een juweeltje van bouwkunst. De binnenzijde van de kerk valt wat
tegen, maar er wordt
driftig gerestaureerd. De voorzijde aan het plein, met op
het dak een meer dan manshoge engel, geflankeerd door beide torens, doet menig
fotografenhart sneller kloppen. Als u het goed wilt bekijken, ga dan naar het
dakterras van het er schuin tegenoverliggende Hotel Casa Granda.
Het daar weer tegenoverliggende Casa de Velázquez, de
woning van de eerste gouverneur van Cuba, is tevens het oudste woonhuis van
Latijns Amerika. Het dateert eveneens uit 1516 en heet tegenwoordig Museo de
Ambiente Colonial. Men vindt er een grote verzameling meubelen uit de koloniale
tijd. Aan de buitenzijde op de verdieping bevindt zich, zeer ongewoon, een
balkon met een balustrade in moorse stijl. De benedenverdieping
was in gebruik
als handelshuis, maar er werd ook goud en zilver omgesmolten, meestal
buitgemaakt op de indianen, tot baren van gelijke afmetingen, zodat Kerk en
Staat ieder hun 'rechtmatig' deel konden krijgen.
Tegenover de kerk staat de Ayuntamiento, het gebouw
van het stadsbestuur, de Poder Popular. Het gebouw ziet er oud uit en goed
gerestaureerd, het is in werkelijkheid een reconstructie van een reconstructie,
gebouwd in 1953,
na tweemaal eerder door een aardbeving te zijn verwoest, voor
het laatst in 1942. Op 1 januari 1959 hield Fidel Castro vanaf een van de
bordessen zijn eerste toespraak als leider van het Cubaanse volk. Hij was er
opnieuw tijdens de herdenking van het 35-jarig bestaan van het huidige Cuba in
1994. Ter gelegenheid van de 25e verjaardag van de revolutie had Santiago,
wegens bewezen diensten tijdens de revolutie, de eretitel 'stad van de helden
van de republiek Cuba' gekregen.
Verder is de Plaza de la Revolución een bezoek waard.
Het werd aangelegd ter gelegenheid van de pan-Amerikaanse spelen in 1991. Het
Teatro Heredia bevindt zich hier, waar Castro zijn jaarlijkse
herdenkingstoespraak houdt op 26 juli. Het plein zélf wordt gedomineerd door een
geweldig
bronzen standbeeld van Antonio Maceo te paard, te midden van 23
machetes, die een symbool vormen voor 23 februari 1895, de dag waarop de
tweede onafhankelijkheidsoorlog uitbrak, een oorlog waarin Maceo een grote rol
speelde. Sommige versies over de betekenis van de machetes noemen 23 maart 1878,
de dag waarop Maceo de Spaanse generaal Martínez de Campos te verstaan gaf dat
de eerste onafhankelijkheidsoorlog, wat hem betreft, niet afgelopen was, zolang
in de vredesvoorwaarden de vrijlating van de slaven niet werd geregeld.
Het Castillo del Morro
5 kilometer buiten de stad,
bewaakt de ingang van de haven en bij een bezoek eraan krijgt men er een
schitterend uitzicht over de baai van Santiago gratis bij. Uiteraard werd
het ooit gebouwd om piraten tijdig te kunnen signaleren en hen van repliek te
kunnen dienen. Het werd tussen 1640 en 1642 gebouwd als Castillo de San Pedro de
la Roca en al in 1662 door een grote Engelse piratenbende onder Henry Morgan
weer vernield. Het huidige kasteel dateert uit het einde van de achttiende eeuw
en maakt een solide indruk. In het kasteel is
een museum ondergebracht, het
Museo de la Pirateria. Er wordt een overzicht gegeven van de piraterij door
de eeuwen heen. Dat hierbij ook een op de Amerikaanse CIA buitgemaakte
rubberboot wordt getoond, maakt duidelijk hoe
Cuba de bemoeienissen van de VS
beoordeelt. Over de kantelen wandelend kan men het uitzicht naar alle zijden
bewonderen. Schrik niet van een laag overvliegend vliegtuig, het kasteel ligt
praktisch aan het begin/eind van de start/landingsbaan van Aeropuerto
Internacional Antonio Maceo. Een in 2000 aangelegde wandelboulevard scheidt
de parkeerplaats voor auto's en bussen van het kasteel. De bestrating van de
boulevard is een imitatie van een koloniaal wandelpad, aan weerszijden bevinden
zich winkeltjes. Ook passeert men de vuurtoren van Santiago.
|
|
|