HANOI: De hoofdstad van het land


(Omwille van het slechte weer tijdens ons bezoek, heb ik geen foto's kunnen nemen. Al het beeldwerk op deze pagina is dan ook het resultaat van ingescande postkaarten.)

Langs de benedenloop van de Rode Rivier, circa 100 km landinwaarts vanaf de kust, wijzen archeologische vondsten erop dat hier lang voor onze jaartelling vissersnederzettingen waren. Vanaf 607 bevond zich op de plaats van de tegenwoordige hoofdstad de Chinese bestuursstad Tong Binh, omgeven door de citadel La Thanh. De vesting werd in 866 omgeven met de verdedigingswal Dai La waarvan nog gedeelten overeind staan. Keizer Ly Thai To, de stichter van de Late Ly-dynastie, werd in 1009 in de oude hoofdstad Hoa Lu, provincie Ninh Binh, gekozen tot heerser. In 1010 ging hij op zoek naar een nieuwe hoofdstad in zijn provincie van herkomst, Ha Bac. De legende vertelt hoe hij tijdens zijn zoektocht boven de vesting La Thanh een gouden draak zag opstijgen. Hij onderkende de gunstige ligging van deze plek tussen son en ha, bergen water, omgeven door rijstvelden en door dijken beschermd tegen overstromingen. Er waren ook veel meren. Aan de noordkant van de citadel liet hij tien heuvels opwerpen. Daar werden tempels gebouwd voor de bescherm- en vooroudergeesten. Op de heuvel Nung staat vandaag nog een tempel voor de beschermgeest van de rivier de To Lich.
De keizer noemde zijn hoofdstad Thang Long, Stijgende Draak. Vanaf de 15de eeuw heette de stad Dong Kinh. Daaruit ontstond de in Europa gebruikelijke naam Tongking voor het noorden van Vietnam. De buitenlandse handelaars noemden de stad Ke Cho, de markt. De inwoners handhaafden echter de naam Thang Long, totdat de keizerlijke residentie in 1804 naar Hue verhuisde. Daarna heette de stad Thanh Tich, toen Bac Thanh en pas sinds 1931 Hanoi, wat 'Tussen de Rivieren' betekent. De Fransen heersten vanaf 1887 vanuit Hanoi over hun koloniale rijk. In 1945 proclameerde Ho Tsji Minh in Hanoi de onafhankelijkheid van Vietnam. In 1954, na de deling van het land ten gevolge van de Conferentie van Genève, werd Hanoi de hoofdstad van Noord-Vietnam en in 1976 de hoofdstad van het herenigde Vietnam.
De topografie van de stad zoals aangegeven op de oudste bewaard gebleven plattegrond uit 1490 is ondanks de vele veranderingen tot op heden terug te vinden. De Rode Rivier vormde de oostelijke grens van de stad. Tegenwoordig strekt de stad zich aan beide zijden van de rivier uit. Het Westmeer, een oude bedding van de rivier, vormde de noordgrens. Door de stad stroomde de To Lich met meerdere zijarmen, die samen met de Nhue de stad in het westen en zuiden omgaf. In de Rode Rivier en de To Lich meerden zeegaande jonken en vissersboten uit de delta aan. Aan de oevers bewerkten boeren hun velden en moestuinen, bij de stadstoren werden markten gehouden. Vier bruggen van bamboe en palmhout en een van steen overspanden de To Lich. Thang Long was één van de kleurrijkste steden in Zuidoost-Azië. Tot 1804 bestond de stad uit de citadel met de keizersstad, voor de poorten leefden de hofhouding, militairen en mandarijnen. De bestuursstad werd omgeven door Thanh Kinh, de stad van de boeren, ambachtslieden en handelaars.

De hoofdstad Hanoi heeft een oppervlak van 913 km2 en heeft bijna 3 miljoen inwoners. Ze bestaat uit Noi Thanh, de binnenstad (40 km2) met vijf stadsdelen: Quan Hoang Kiem met het oude centrum, Quan Hai Ba Trung, Quan Dong Da, Quan Ba Dinh en Quan Tay Ho, en verder vijf voorsteden (huyen) en talrijke dorpen en gemeentes.

In de stadstaat Hanoi staan meer dan 300 bezienswaardige gebouwen. Sommige ontstonden in de 11 de eeuw, toen de hoofdstad gesticht werd. Veel gebouwen zijn terug te voeren op gebeurtenissen die verhaald worden in legendes en sagen. Zij zijn meer dan eens van naam en sommige ook van plaats veranderd. Omdat ze bekend zijn onder verschillende Vietnamese of Chinese namen, worden hier de gangbaarste namen gebruikt. Veel pagodes moesten tijdens de landhervorming na 1953 land afstaan voor huis- en wegenbouw en liggen nu moeilijk vindbaar tussen huizenrijen. In de afgelopen paar jaar heeft men meer gedaan voor de instandhouding en het onderhoud dan gedurende de 45 jaar daarvoor, toen vele chua en dinh vervielen en verwoest werden of beroofd van hun kunstschatten.

Het Hoan Kiem-meer (ook Centraal Meer genoemd) aan de zuidkant van het oude centrum, is het middelpunt van de handelsstad. Langs de oostoever liggen het hoofdpostkantoor, een warenhuis, banken en kantoorpanden, in de zijstraten hotels, restaurants en winkels. Tot in de 17de eeuw was het meer een stuk groter en verbonden met de Rode Rivier, zodat er vlootmanoeuvres gehouden konden worden. Langs de oevers stonden in de 18de eeuw 52 paleizen van de Trinh-vorsten waarvan er geen een bewaard gebleven is. Tegenwoordig is het meer 15 ha groot. De naam Ho Guom (Zwaardmeer) of Ho Hoan Kiem (Meer van het Achtergebleven Zwaard) is afgeleid van een legende: Le Loi, later keizer Le Thai To, vocht begin 15de eeuw tien jaar tegen de Chinese Ming-dynastie. Pas toen een gouden schildpad uit het meer opdook en hem een zwaard bracht, lukte het hem de vijand te verslaan. Tijdens de overwinningsparade dook de schildpad wederom op en eiste het zwaard op. De keizer besefte dat het dier een goddelijke geest was. Op het meer staat tegenwoordig een kleine tempel voor de gouden schildpad die beschermgeest en totem voor meerdere Vietnamese keizers was. De tempel geldt als symbool van de stad Hanoi.

Van Mieu, de zogenaamde Tempel van de Literatuur, werd in 1070 gebouwd door de Lydynastie als gedenkoord voor Confucius en zijn volgelingen. Als voorbeeld diende de Confuciustempel in Qufu (China), de geboorteplaats van de meester. Bij de Van Mieu brachten de keizer of de hooggeplaatste staatsambtenaren staatsoffers voor Confucius. In 1076 werd er een Nationale Academie voor prinsen en edelen aan toegevoegd, die later uitgroeide tot een nationaal opleidingscentrum. Een universiteit zoals we die in Europa kennen was de academie echter niet. De confucianistische opleiding en het examensysteem berustten uitsluitend op kennis van de klassieke confucianistische literatuur. In 1807 verhuisde het opleidingsinstituut naar Hue waar tot 1918 examens afgenomen werden. In 1946 werd tijdens de onafhankelijkheidsoorlog een gedeelte van de Van Mieu in Hanoi verwoest. In 1954 werd de tempel een gedenkoord en sindsdien meerdere keren gerenoveerd.
Het door een bakstenen muur omgeven tempelterrein bestrijkt 3 ha grond waarop oude bomen staan. De hoofdingang ligt aan de Pho Quoc Tu Giam.
Achter de uit drie deuren bestaande poort liggen vier binnenplaatsen, door muren en poorten van elkaar gescheiden. Op de Cuc Van Mon, het poortgebouw naar de derde binnenplaats, werd in 1802 een houten paviljoen, Khue Van, geplaatst waar de patroon van de schrijvers vereerd werd. Achter de ronde ramen zaten de geleerden en
lazen voor uit hun werken. Op de derde binnenplaats staan bij het meer 82 stèles uit de periode 1484-1779 met de 1295 namen van de winnaars van de literatuurexamens. Dertig stèles gingen verloren. Op de vierde binnenplaats stonden tempels met altaren voor e pupillen van Confucius, die in 1946 verwoest werden en nu deels gerestaureerd zijn. Achter op de plaats zijn twee tempels van de Confuciuscultus bewaard gebleven. De gekrulde daken rusten op houten zuilen, de nokken van de daken zijn versierd met draken en een maanschijf. Twee stenen zuilen uit 1760 en twee stenen platen met wolken en draken, een houten beeld en vier grote inktpotten uit 1762 herinneren aan de vroegere inrichting.
In het laatste gebouw bevindt zich het restaureerde gedenkoord voor Confucius. Stijlvolle lakzuilen schragen het dak; omgeven door zijn vier favoriete leerlingen troont het beeld van Confucius in het midden. Op de lege plek achter de vierde binnenplaats stond tot 1807 de academie. Een tempel die later op deze plek verrees, werd in 1946 verwoest. De restauratiewerkzaamheden zijn inmiddels afgesloten.

Op het 35.000 m2 grote Ba Dinh-plein proclameerde Ho Tsji Minh op 2 september 1945 de onafhankelijkheid van Vietnam. Hier staat nu zijn mausoleum, gebouwd tussen 1973 en 1977, hoewel Ho Tsji Minh, die op 2 september 1969 stierf, slechts een eenvoudige begrafenis had gewild. Aan de oostkant van het plein staan het ministerie van Buitenlandse Zaken, het parlementsgebouw, het partijhuis en in het noordwesten in de Botanische Tuin het paleis van de Franse gouverneurgeneraal uit 1909, nu een representatief regeringsgebouw.
Van het mausoleum leidt een uitgang naar het park en het huis dat Ho Tsji Minh vanaf 1958 bewoonde. Het is een paalwoning met twee kamers, opgetrokken uit edele houtsoorten in de stijl van de minderheden uit de noordelijke bergen. Het Ho Tsji Minh-museum, drie betonnen verdiepingen in de Pho Son Tay, werd met steun van de USSR voltooid voor de honderdste geboortedag van Ho Tsji Minh in mei 1990.

De Pagode met één zuil, staat tussen het mausoleum en het Ho Tsji Minh-museum. De pagode werd in 1049 door keizer Ly Thai Tong opeen enkele sterke houten zuil gebouwd in de stijl van de vroege natuurgeest- en vooroudertempels. De legende vertelt dat de kinderloze koning een droom had waarin de godin van de barmhartigheid verscheen, zittend op een lotusbloem. Zij toonde hem een jongen. Een boerenmeisje dat hij uitverkoos als lievelingsvrouw en tot zijn keizerin benoemde, schonk hem een troonopvolger. Als dank aan de godin liet hij de pagode bouwen in een vijver in de vorm van een lotusbloem. Dit heiligdom vormde het middelpunt van een terrein met tempels, tuinen, paviljoens en vijvers, dat niet bewaard gebleven is. Ook de pagode werd in 1954 verwoest, maar in 1955 herbouwd. De zuil, tegenwoordig van beton, is 4 m hoog en heeft een doorsnee van 1,25 m.

 


(Klik op eender welke foto en je komt terecht in een fotoshow die de foto's van deze pagina weergeeft)


All pictures on this page are copyrighted.