HOI AN


De stad Hoi An met haar schilderachtige en door Unesco beschermde, autoluwe binnenstad was ooit de belangrijkste haven van het land. Ze ligt 22 km ten zuiden van de Marmerbergen (30 km van Da Nang) en trekt veel toeristen. In de 5de-6de eeuw hadden de Cham een haven aan de monding van de Thu Bon.
Sinds de 15de/16de eeuw was Hoi An bij de Aziatische kooplieden bekend als haven- en handelsstad. Hoi An betekent zoiets als „zaken aan zee". In de 17de eeuw kwamen de Europese missionarissen en kooplui. Chinezen en Japanners hadden daarvoor reeds in aparte stadsdelen handelsplaatsen gesticht. In de 18de eeuw verwoestten de Tay Son de nederzettingen van de vreemde handelaars. Alleen de Chinezen herbouwden hun stadsdeel naast de ruïnes. De Japanners trokken zich terug. In de koloniale tijd kwam er textielindustrie. Maar de Thu Bon-rivier verzandde langzaam en in 1930 liep de spoorlijn via Da Nang. De Chinahandel floreerde niet langer en zo verloor de haven steeds meer aan betekenis. In de 20ste eeuw moest Hoi An haven en industrie afstaan aan Da Nang. In het toen afgelegen Hoi An groeide het verzet tegen het koloniale bewind. De Amerikanen wilden dit verzet in de kiem smoren en positioneerden in 1965 een kantoor van de CIA en de Koreaanse divisie Groene Draak in Hoi An.
Ook de centrale gevangenis van de provincie, waar soms wel 4000 politieke gevangenen zaten, stond in de stad. Het verzet verschanste zich toen in de kustplaats Qam Than. Amerikaanse pantservoertuigen bleven steken in het duinzand. Toen beschoot de luchtmacht met napalmbommen en chemische strijdmiddelen 7 km kustgebied en kokospalmenplantages. In 1975 was Hoi An een dode stad. Heel geleidelijk keerden de gevluchte inwoners terug en begonnen de eerste weefstoelen weer te klepperen. Nu is Hoi An een centrum van wevers, kleermakers en textiel.
In de afgelopen jaren hernieuwden de Japanners hun betrekkingen met de charmante stad en haar 19de-eeuwse wijken. Hoi An werd een toeristisch bolwerk dat door buitenlandse investeerders vooruitgeholpen wordt. 844 gebouwen zijn historisch waardevol en vormen een bijzonder architectonisch ensemble. De stad die daarom op de werelderfgoedlijst terecht kwam, zal ca. 87 miljoen US$ investeren om een cultuur- en literatuurmuseum te bouwen en tegelijk de oude huizen, in 1999 beschadigd door de overstromingen, te saneren. De pittoreske, overkapte Cau Nhat Ban-brug (16de eeuw), ook wel bekend als de Japanse brug verbond vroeger het Chinese met het Japanse stadsdeel. Van de Japanse stad achter de brug is niets bewaard gebleven. De 18 m lange driedelige houten brug werd aan de Chinese kant door twee stenen honden en aan de Japanse door twee stenen apen bewaakt, omdat de Japanners in het jaar van de aap (1593) begonnen met de bouw die ze twee jaar later, in het jaar van de hond (1595), voltooiden. Chua Cau, de pagode aan de noordkant van de brug, stamt uit 1793.
De Chinezen (nu zijn er nog maar ca. 1300) waren vissers en kooplieden en kwamen uit verschillende Zuid-Chinese provincies en bouwden hoi quan (gemeentehuizen met tempels) voor hun voorouders en taoïstische goden, zelden om er boeddhistische beelden te plaatsen. Hoi quan zijn ontmoetingsplaatsen voor emigranten uit dezelfde streek. De plattegrond is gelijk aan die van een Chinees huis. De hoi quan liggen haast allemaal in de Duong Tran Phu. De Hoi Quan Phuc Kien werd in 1792 gesticht en is van de Chinezen uit Fukien. Een poort vormt de toegang naar een binnenplaats met tuin, een andere poort naar de vergaderzaal met een enorme tafel. Aan de muur hangen platen met de zeegodin en de zes mandarijnen uit Fukien, die zich in Hoi An vestigden. Achter een tweede binnenplaats staat de tempel voor de zeegodin en haar twee begeleiders Alles Zien en Alles Horen, die haar zeggen wanneer vissers en kooplieden op zee in nood raken. Achter weer een binnenplaats staat de vooroudertempel. Er zijn verblijfsruimtes en eetkamers, gastenkamers en een keuken.
Er zijn maar twee pagodes, ongeveer 1 km buiten de stad in de Duong Nguyen Truong. De Chua Chuc Than, in 1434 gebouwd in opdracht van een Chinese monnik, heeft klokken uit het bouwjaar. De Chua Phuc Lam, 300 m verderop, werd halverwege de 17de eeuw gebouwd. Nog verder de stad liggen de Ma Nhat, graven van Japanse kooplui uit de 17de eeuw.
Er zijn een paar bezienswaardige huizen van rijke kooplieden uit de 19de eeuw te bezichtigen. Het huis van de koopmansfamilie Tan Ky in de Duong Nguyen Thai Hoc werd gebouwd in 1840 en is al zes generaties lang familiebezit. Hier kan men zien hoe 19de-eeuwse welgestelde Vietnamezen woonden en hoe de Chinese huizen waren gestructureerd met hun opeenvolging van huis-binnenplaatshuis etcetera. In het eerste huis bevindt zich boven de ingang -net als in alle Chinese huizen - het voorouderaltaar. De mooie stenen vloer, massieve donkere gesneden zuilen en het houten plafond, waarmee het dak betimmerd is, verlenen het huis een statige en rijke sfeer. Het huis van de familie Diep Dong Nguyen in dezelfde straat werd eind 19de eeuw gebouwd door een Chinese koopman, die een apotheek had waarvan meubilair en andere voorwerpen bewaard gebleven zijn. Interessant is het twee verdiepingen hoge huis Phung Hung uit de 19de eeuw in de Nguyen Thi Minh Khai nr. 4, dat verscheidene bouwkundige invloeden in zich verenigt: Japanse dakconstructie, Chinees binnenterras en Vietnamese ijzerhoutzuilen, gedraaide wandpijlers evenals huisgod- en voorouderaltaar.

 


(Klik op eender welke foto en je komt terecht in een fotoshow die de foto's van deze pagina weergeeft)


All pictures on this page are copyrighted.