'Troi Va Dat' betekent 'tussen hemel en aarde'. We doorkruisen een land dat lange tijd voor buitenlanders ontoegankelijk bleef. Een fascinerend land, dat door zijn grote verscheidenheid aan etnische groepen een palet toont van de 54 minderheden die vooral het bergland bewonen.
Wereldbeschouwelijk en economisch is er een groot verschil tussen het zuiden en het noorden. De mentaliteit is totaal verschillend en de levenssfeer is moeilijk vergelijkbaar. De ziel van het land schuilt zeker in het noorden en Hanoi is er het centrum van. Een stad waar de charmes van de Franse koloniale architectuur verder leeft temidden de duizenden fietsers die er het straatbeeld uitmaken. Het unieke karstlandschap in de betoverende baai van Ha Long behoort ontegensprekelijk tot de mooiste zeelandschappen ter wereld. Centraal ligt het oude koninkrijk van de Cham en de keizerlijke stad Hue, die grotendeels door bombardementen werd verwoest.
 Animisme, taoïsme en confucianisme zijn verweven in de cultuur van een volk, waarbij de vooroudercultuur nog steeds centraal staat. Indochina leeft hier nog écht.

Vietnam is zeker "anders" dan zijn Aziatische buren!


 

INHOUD

bullet Ligging van Vietnam en reisroute
bullet Religies
bullet Animisme en voorouderverering
bullet Taoïsme
bullet Confucianisme
bullet Boeddhisme
bullet Caodaïsme
bullet Christendom
bullet Bevolking
 

LIGGING

Vietnam neemt het oostelijk en zuidelijk gedeelte van het Indochinese schiereiland in Zuidoost Azië in beslag, grenzend aan de Zuidchinese Zee langs de ganse kustlijn. Ten noorden grenst VietnReisrouteam aan China, ten Westen aan Cambodja en Laos. Vietnam is een lang en smal land gezien over de noord-zuid as. De bekende Mekong rivier ligt in het zuiden.

Op de kaart vind je de gevolgde reisroute terug. (Klik erop om een grotere versie te verkrijgen in een nieuw venster.)  

 

RELIGIES

Animisme en voorouderverering

Vietnamese boeren zijn vandaag de dag net zo afhankelijk van de natuur als 2000 jaar geleden. Vooral de noordelijke en centrale delen van het land liggen in een gebied van verwoestende wervelstormen en tyfoons. Elk jaar weer vernietigen zij huizen en de oogst van grote gebieden en eisen zij mensenlevens.
De noordelijke delta wordt door overstromingen van de Rode Rivier en haar zijrivieren geteisterd of door aanhoudende droogte. Veel boeren zien in de natuurkrachten oppermachtige geesten, aan wie zij zijn overgeleverd. Zij kunnen voor overvloed of voor honger zorgen. Door offers, erediensten en verering trachten de mensen hen gunstig te stemmen.
Boven alle natuurgoden staan oermoeder Au Co, de berggodin, en oervader Lac Long, de drakenkoning, alsmede de berggeest Than Nui en de watergeest Than Thuy. De natuur en alle dingen zijn bezield door goede en kwade geesten. Onvergankelijke stenen zijn goddelijke geesten en in de vergankelijke bomen, die de dorpen beschermen, wonen geesten. Ook in de bronnen, wallen en bamboehagen die het dorp omgeven, wonen beschermgeesten. Aan hen moeten op het juiste moment de juiste offers worden gebracht. Gebeurt dat niet of worden er fouten in de offerceremonie gemaakt, dan brengt dat ongeluk over het individu en het hele dorp. Schijnbaar achteloos weggeworpen scherven die bij bomen liggen zijn ooit bezielde huisraad geweest en aan de zorg van de boomgeesten toevertrouwd.
leder dorp heeft een beschermgeest, die in de tempel van de dinh woont, het gemeenschapshuis van de mannen. Het zijn vaak natuurgoden, than. Twee keer zo groot is het aantal thanh, halfgoden en helden, koningen, generaals, stamoudsten en stichters van dorpen. Vrouwen, kinderen of dieren kunnen beschermgeesten worden.
Ten tijde van de Le-dynastie in de 15de en 16de eeuw verkregen de dorpen autonomie. De beschermgeesten werden in de 15de eeuw zo machtig dat het Ministerie voor Rituelen hen registreerde en investituurakten afgaf. Ze kregen diploma's, konden in drie verschillende ambtenarenrangen worden ingeschaald en bij ongehoor-zaamheid worden gedegradeerd. Het communistische bestuur verbood de verering van beschermgeesten. Veel dinh raakten in verval, maar worden sinds 1989 gerestaureerd. Ook dinh-feesten, waarbij de beschermgeest door het dorp wordt gedragen, vinden weer plaats.
Volgens de Vietnamezen bezit de mens twee groepen zielen. De phach, meestal via genoemd, begeleiden het lichaam van de geboorte tot de dood. Ze blijven na de dood in de nabijheid van de overledene en een familielid, of een aanzienlijk man uit het dorp haalt hen terug door stukken hout tegen elkaar te slaan en luid te roepen. Krijgt de overledene geen eervolle begrafenis, dan dolen zijn zielen als ma of quy, boze geesten, rond. Die proberen een mens te doden - zijn zielen te roven - om in zijn plaats de dodenverering te krijgen. Ma zijn zielen van mensen die onbekend zijn of ver weg van hun familie gestorven, want niemand ontzegt een dood familielid een begrafenis, ook niet als het een misdadiger is. De dood wist alle schuld uit. Wie langs een onbekend graf komt, legt een klein offer neer. Iedere dode heeft de verering van zijn kinderen nodig; kinderloze echtparen adopteren daarom vaak een zoon.
De tweede groep zielen, bestaande uit de drie hon, is de geestelijke substantie die het lichaam in het stervensuur verlaat. Doden worden bij het huiselijke voorouderaltaar door drie generaties vereerd. Daardoor blijven zij aanwezig en nemen ze aan het gezinsleven deel. Bij de dodenfeesten worden ze behandeld als waren ze persoonlijk aanwezig. Ze betreden een nieuw leven, dat op het aardse lijkt maar materieel gezien beter is. Bij de dodenfeesten worden hun spijsoffers gebracht, dodengeld, en van karton nagemaakte voorwerpen als huizen, auto's enz. worden verbrand.  

 

Taoïsme

Het filosofisch-metafysische taoïsme wordt aan Lao Tu (oude meester) toegeschreven. De eretitel zou voor Li Erh, een wijze uit de staat Zhou in China zijn bedoeld, die een tijd lang hofarchivaris in de hoofdstad Luo Yang was. Er wordt echter ook aan zijn bestaan getwijfeld en zijn leer wordt aan verscheidene filosofen toegeschreven.
Tao betekent weg, oorsprong, natuur of oerprincipe. Het begrip stamt uit de Chinese rijksgodsdienst, universalisme genoemd, de basis van het Chinese denken. Het begrip wordt al gebruikt in de y jing, het boek der veranderingen, in de tijd van het ontstaan van het Chinese schrift. In dit orakelboek wordt het voorgesteld door acht diagrammen met elk drie doorlopende dikke en drie onderbroken dunne lijnen. Zij leveren 64 combinaties op, waarmee bovennatuurlijke krachten met elkaar in verband kunnen worden gebracht. De taoïsten voegden de diagrammen aan de Dai Chi toe, een achthoek met een cirkel in het midden. Die bevat het
lichte, mannelijke yang en het donkere, vrouwelijke yin. Zij stellen het dualisme in de micro- en de macrokosmos voor. Een donkere punt in het lichte yang en een lichte punt in het donkere yin geven aan dat de tegengestelde principes niet absoluut zijn. Yang en yin staan voor de tegenstellingen van de kosmos: hemel en aarde, dag en nacht, warmte en koude, zon en maan, vuur en water enz.
De taoïsten leven als kluizenaars. Volgens hen rijpt het geluk van het individu langzaam door daadloosheid en contemplatieve rust. Het lot van de mens wordt in de hemel voorbeschikt en kan door zijn handelen niet worden beïnvloed. Latere doctrines trachtten de vereniging met de oersubstantie door meditatie, ascese en oefeningen, ook van seksuele aard, te bereiken. Het voorstadium van Tao bestaat uit tho (een lang aards leven), geluk, rijkdom en gezondheid. Tho wordt als oude man voorgesteld. Later bedreven tovenaars en magiërs waarzeggerij, geestenbezwering en ziekengenezing. Vaak schakelden ze daarvoor een medium in. Uit de filosofische leer ontwikkelde zich het volkstaoïsme.
De Vietnamezen zagen in het volkstaoïsme een verrijking van hun voorouder- en geestenverering. Uit het rijke taoïstische pantheon namen ze de Drie Edelen over, de Acht Onsterfelijken en de chu vi, de Vele Geesten. Van de Edelen wordt de jade-keizer het meest vereerd. Pan yu, het symbool van het oerbegin is weinig bekend. Daarentegen wordt de vergoddelijkte lao to vaak afgebeeld, rijdend op een zwarte os. De Acht Onsterfelijken, zeven mannen en een vrouw, die van de drank van het Eeuwige Leven hebben gedronken, werden in Vietnam 27 Onsterfelijken, dertien mannen en veertien vrouwen. Bijna oneindig is het aantal chu vi, waartoe de vereerde moeders, moeder hemel, moeder aarde, moeder water en moeder woud behoren en die in eigen tempels (dien) worden vereerd. De vier moeders beheersen de vier windrichtingen, beschermen de rijstvelden en helpen de mensen. Moeder hemel troont in het midden van het altaar in een rood gewaad. Naast haar, in het wit, moeder water en moeder aarde in een blauw gewaad. Voor de drie beschermsters van de levenden zit moeder woud in een groen gewaad. Zij ontfermt zich over de overledenen en wordt door de treurenden aangeroepen. Vaak heeft zij een eigen altaar of wordt zij in een grot afgebeeld. De
to pho hebben veel mannelijke en vrouwelijke helpers, van wie vijf koningen en vier godinnen tot het pantheon horen. De jade-keizer en de generaal Tran Hung Dao hebben als beschermers van vrouwen eveneens hun plek in de tempel der moeders. Kinderfiguren op de altaren herinneren eraan dat de mens na de dood wordt herboren als gelukkig kind. Onder het altaar van de moeders, in een grot, bevinden zich tijgers als symbolen voor de vier windrichtingen. De zwarte tijger staat voor het noorden, de rode voor het zuiden, de groene voor het westen, de witte voor het oosten. De gele tijger, die het midden der aarde regeert, is vaak alleen afgebeeld, in plaats van alle vier.  

 

Confucianisme

Kong Fuzi, meester Kong, die de jezuïeten Confucius noemden, werd in 551 v.C. in Qufu in het noorden van China geboren als zoon van een ontwikkeld maar verarmd gezin. Na de vroege dood van zijn vader kon Confucius dankzij een beschermheer studeren. Hij raakte bekend met de Oud-Chinese gewoonten en rituelen. Op negentienjarige leeftijd trouwde hij; hij had een zoon. Standbeeld van ConfuciusToen in het koninkrijk Zhou slechte tijden aanbraken, schreef Confucius dit toe aan het verlies van de Vijf Deugden, loyaliteit, rechtschapenheid, wijsheid, fatsoen en oprechtheid. Hij werd de luis in de pels van de machthebbers. Toen hij in het rijk Zhou geen gehoor vond, verliet hij zijn gezin, omgaf zich met jongeren en trok als wijze door het land. Incidentele betrekkingen bij vorstenhoven bevredigden hem niet, omdat zijn stellingen geen aandacht kregen. Teleurgesteld stierf hij in 479 v.C.
Pas postuum kreeg hij de hoogste erkenning. Zijn filosofie bleef bijna 2600 jaar, tot in de 20de eeuw, de zeden- en staatsleer van het Oost-Aziatische rijk. Hij werd geëerd als geen ander. Vlak voor het eind van het Chinese keizerrijk, in 1911, kreeg hij de rang van Oppergod. In zijn geboorteplaats Qufu bouwden de keizers tempels. In alle hoofd- en provinciesteden van China en Oost-Azië werd hij bij tempels vereerd, die op die in Qufu leken. De offers moesten door de machthebber of hoge staatsambtenaren worden volbracht en stonden gelijk aan offers bij het hemelaltaar.
Zijn leer, als staatsfilosofie aangeduid, heeft religieuze kenmerken. Confucius was doordrongen van zendingsbewustzijn, waaraan hij zijn persoonlijke geluk opofferde. Van de mensen eiste hij verering en offers voor de voorouders en de goden. De leer van Confucius heeft zijn oorsprong in de vroegste Chinese filosofie, het universalisme, waarvan ook de idee van tao stamt. Voor Confucius gold de rijksidee voor alle tijden. Hij was geen stichter van een godsdienst of een vernieuwer, maar een bewaker van het oude. Zijn leer is gebaseerd op de metafysica. Het was volgens hem de taak van de mens om zijn aangeboren deugden en kennis te vervolmaken en daarmee zelf zijn lot te bepalen.
Voor alle confucianisten gelden als basis van het staatswezen, van de maatschappij en van het gezin de Vijf Relaties:

bullet

de goedheid van de machthebber - de loyaliteit van de onderdanen

bullet

de liefde van de vader - de eerbied van de zoon

bullet

de goedgunstigheid van de oudere - het respect van de jongere

bullet

de rechtvaardigheid van de man - de gehoorzaamheid van de vrouw

bullet

de trouw van de vriend - de trouw van de vriend

Een van zijn opvolgers, Chu Hsi (1130-1200) schiep een dogmatisch, verstard neo-confucianisme, dat tot in het gezin een stempel drukte op het gezin en de Maatschappij in Oost-Azië. Net als hun partijgenoten in China stelden de Vietnamese communisten deze leer niet ter discussie en zij bleef dan ook de betrekkingen tussen de mensen bepalen.  

 

Boeddhisme

In Noord-India, tegenwoordig Zuid-Nepal, ontstond de leer van Boeddha (560-480 v.C.). Daaruit ontwikkelde zich het mahayanaboeddhisme, dat de mensen de weg wijst naar bevrijding van de dwang der wedergeboorten. In Giao Chi (Tongking), destijds door Vietnam bezet, kreeg het mahayanaboeddhisme in de 2de eeuw n.C. meer betekenis. Giao Chi lag aan een van de grote pelgrimswegen tussen India en China. In de kloosters werkten monniken met talenkennis als vertalers. Het mahayanaboeddhisme was via Centraal-Azië naar China gekomen en verspreidde zich van daaruit naar Korea, Japan en Vietnam. Aanvankelijk was het alleen aan Vietnamese geleerden en monniken bekend. Monniken en stichters van sekten onderwezen verschillende theorieën. Vietnam heeft geen eigen leerstellingen ontwikkeld. De koningen en het volk hingen het zenboeddhisme (meditatie-boeddhisme) aan.
Tussen de 10de en de 13de eeuw steunden koningen, de adel en het hof de boeddhistische leer. Zij stichtten een groot aantal kloosters en chua, boeddhistische tempels, in Vietnam pagodes genoemd. Ze schonken standbeelden, sacraal gereedschap en talloze klokken. In de door schenkingen rijk geworden kloosters woonden geleerde monniken. Sommige koningen hadden hun opvoeding in het klooster genoten en waren geleerde boeddhisten en schrijvers van boeddhistische literatuur.
Door het adopteren van animistische en taoistische geesten en goden kwam het volksboeddhisme tot ontwikkeling. De geleerde verkondigers van de Zuivere Leer werden magiërs en ziekengenezers. De wonderdoende monniken hadden veel publiek. Vooral vrouwen bezochten de pagoden. De verering van de beschermgeesten in de dinh bleef een mannenzaak. In de 15de eeuw raakte geleerdheid en ethiek in de kloosters in verval en de confucianisten kregen sleutelposities bij het hof en de staat. Pas de successen van het christendom leidden in de 19de en 20de eeuw tot reorganisatie van het boeddhisme. Na 1951 ontstonden in Saigon, Hue en Hanoi centra voor de bestudering van het boeddhisme en charitatieve instellingen. In de Tweede Indo-Chinese Oorlog protesteerden boeddhistische monniken met zelfverbrandingen tegen de katholieke regering Diem in Saigon. Na 1975 werd de godsdienstuitoefening ernstig gehinderd. Sinds eind 1989 zijn de beperkingen grotendeels opgeheven. In de kloosters neemt het aantal monniken en nonnen toe.
 

 

Caodaïsme

In Vietnam ontstond aan begin van de 20ste eeuw door het verval van de Vietnamese en geadapteerde religies een vacuum, waardoor vooral in het zuiden sektes werden gevormd. Tot nu toe bleef hCao Dai Tempelet Caodaïsme de meest succesvolle. Het gaat terug op Ngo Van Chieu, een Vietnamees in dienst van het koloniale bestuur, aan wie een wereldomvattend oog in een driehoek verscheen: het cao dai, wat Groot Paleis betekent. Het werd tot het symbool van de Caodaïsten en is boven alle portalen en altaren afgebeeld. Toen Le Van Trung, een opiumroker en levensgenieter uit de Chinezen-stad Cholon onder indruk van cao dai zijn levenswandel veranderde en leider van de sekte (paus) werd, kende die een grote opleving. Officieel werd die in november 1927 in Tay Ninh, de hoofdstad van de gelijknamige provincie, 100 km ten westen van Saigon, opgericht. Sindsdien is Tay Ninh met de 'Heilige Stoel' het centrum van het Caodaïsme. De pauselijke zetel is echter sinds 1933 niet bezet.
De leer van de Caodaïsten verkondigt broederschap en de onsterfelijkheid van de ziel. De leden hadden deel aan bepaalde sociale voorzieningen die tot dusver onbekend waren. De sekte werd machtig, zodat ze er een privéleger op na kon houden dat zich na 1945 in de politieke gevechten mengde. De religie is gebaseerd op vier filosofieën: boeddhisme, taoïsme, confucianisme en christendom. Vereerd werden boeddhistische bodhisattvas, Vietnamese heiligen en taoïstische geesten. Beroemde veldheren, dichters als Victor Hugo en belangrijke mensen van alle volken en alle tijden, onder wie Winston Churchill of Louis Pasteur openbaren zich aan de aanhangers tijdens spiritistische zittingen. De kleurrijke ceremonie van de kerkdiensten is op de katholieke Kerk afgestemd. Ook vrouwen kunnen hoge geestelijke rangen verwerven. In de Mekong-delta zijn grote gemeentes, maar Caodaïsten zijn over het hele land verspreid.
 

 

Christendom

Toen in het begin van de 16de eeuw christelijke missionarissen hun leer begonnen te verbreiden, ontstond een in het tolerante Azië onbekende situatie. Het christendom claimde een alleenheerschappij. De missionarissen eisten van de christenen dat zij enkel de Goddelijke Drie-eenheid en hun vertegenwoordigers op aarde, de priesters, zouden gehoorzamen. Met deze eis stonden ze diametraal tegenover de orde en de rechten van de heersers. Ten gevolge hiervan kwamen hun aanhangers in een maatschappelijk isolement terecht. Door deze vereenzaming ontstonden christelijke gemeentes die zich met man en macht rondom hun priesters schaarden. De heersers in het Verre Oosten waren door het woeden van de inquisitie in Europa verrast. De opiumoorlog in China, de bezetting van Singapore en de reactie van Japan op het zendelingenwerk maakten hun duidelijk dat ze moesten rekenen op een gewelddadige invasie van het christendom in de gebieden onder hun heerschappij.
In 1615 ontstond in Hai Pho (Hoi An) de eerste katholieke missiepost. De Franse missionarissen waren bijzonder succesvol. Alexandre de Rhodes (16241646) kon in korte tijd 6700 mensen dopen, onder wie zich zelfs leden van het koninklijke hof en van de familie van de trinh-vorsten bevonden. De heersers waren door deze successen nog meer verontrust en zetten de missionarissen het land uit. Met inzet van hun leven probeerden deze onopgemerkt naar hun verweesde gemeentes terug te keren, zoals het hun christenplicht gebood. Het kwam tot vervolgingen, omdat de absolute heersers ongehoorzaamheid tegen hun persoon of hun staat niet konden tolereren. Omdat bekend was dat de Franse bisschop in Vietnam een goddelijke staat wilde stichten om de bekeringen in Azië succesvoller te doen zijn, werd het missiewerk een precaire aangelegenheid.
Het aantal christenen ligt tegenwoordig volgens schattingen rond de vijf procent. In stad en land zijn er christelijke, veelal katholieke, gemeentes. De boven alles uit torende kerken staan echter in geen verhouding tot het aantal gelovigen.
Sinds 1989 kan het christendom in Vietnam dat evenals de andere godsdiensten beperkingen was opgelegd, zich weer vrijer ontwikkelen. In Ho Tsji Minhstad is er rond Kerst zelfs weer een kerstmarkt voor de Notre Dame-kathedraal.
 

 

BEVOLKING

Kinh, bewoners van de vlakte, noemen de Vietnamezen zich. Zij behoren tot de Austronesische volken die in het Neolithicum uit Zuid-Siberië naar Yunnan (Zuid-China) kwamen. Ze volgden de grote rivieren en vestigden zich op het Zuidoost-Aziatische vasteland en de eilanden. Er volgde een emigratiegolf van mongolide en sinide volken die zich vestigden in het noorden van Vietnam. Chinese emigranten houden zich afzijdig en de Kinh noemen hen 'Hoa'. Tijdens hun trek naar het zuiden kwamen de Vietnamezen in contact met de Cham en Khmer. Tegenwoordig verschillen de bewoners in het noorden en zuiden van het land enigszins van elkaar.
Ten gevolge van grootscheepse verhuizingen en verschuivingen binnen de bevolking zijn deze verschillen in de loop van de afgelopen decennia vervaagd, met name in de steden. De plattelandsbevolking in het noorden van Vietnam heeft een meer uitgesproken mongolide voorkomen. Kenmerkend zijn hoge markante jukbeenderen, schuine donkere ogen, donker haar en een gele huidkleur. In het zuiden hebben de mensen meestal minder scherpe en rondere gelaatstrekken, de ogen zijn groter, het zwarte haar heeft vaak een roodachtige glans; wat betreft karakter lijken ze hier meer open en opgewekter.
De Vietnamezen verschillen van de Chinezen in hun Austronesische erfgoed, tradities zoals tatoeage van het lichaam, het vijlen Hmong Stamen zwartmaken van de tanden, het genot van sirih, het koken in bamboevaten, totemisme, kleding, haardracht; bouwstijl, slaap- en eetgewoontes evenals religieuze ceremonies. Sommige tradities moesten al eeuwen geleden zwichten voor Chinese gebruiken of gingen in de moderne tijd verloren, andere worden tot op heden gecultiveerd.
De Vietnamese samenleving, bepaald door landbouw en confucianisme is een homogene maatschappij met een uitgesproken neiging tot afzondering. Ze ontstond uit geografische gegevens, het sterk traditionele, agrarische erfgoed en de tweeduizendjarige strijd om politieke en culturele onafhankelijkheid.
In 1901 woonden nog maar 13 miljoen mensen in Vietnam; nu zijn er dat al ca. 80 miljoen. Ongeveer de helft van de bevolking is jonger dan twintig. Dit brengt voor de overheid nagenoeg onoplosbare taken met zich mee met betrekking tot opleiding, werkgelegenheid en huisvesting.

Volgens de overlevering stammen de bergvolkeren af van de vijftig zonen van Au Co die met haar de bergen in trokken. De volkstelling van 1992 meldt dat ze van plusminus 2,3 miljoen gegroeid zijn tot 9,6 miljoen, circa dertien procent van de totale bevolking. Ze bevolken 65 procent van het Vietnamese grondgebied, overwegend de weinig vruchtbare bergen en heuvels waar ze tot over de grens ook in China, Cambodja en Laos leven.
De bergvolken kennen verschillende beschavingsvormen. De volken in de vlakte en de bergkloven leefden onder gunstigere voorwaarden. Zij namen ambachten en procédés over van de Kinh en pasten zich aan hen aan wat betreft bouwstijl, kleding en opleiding. Wetenschappers nemen aan dat de Viet verwant zijn met de Tho en Thai en zich pas afzonderden van de Muong toen ze uit de heuvels vertrokken en de delta van de Rode Rivier gingen cultiveren.
De Kinh en Muong vertonen qua taal en religie overeenkomsten. Beide volken bezitten dinh, mannenhuizen met tempels waar beschermgeesten huizen, die je bij andere minderheden niet tegenkomt, evenals een vergelijkbare dodencultus. Een alomvattende monografie over de bergvolken moet nog geschreven worden, tot op heden werden alleen afzonderlijke etnische groepen beschreven.
De bergbewoners leven vaak in kleine groepen, verrichten brandcultuur, verbouwen droge rijst, houden vee en benutten de producten uit de bergen. Ze leven deels in een matrilineaire samenleving, vereren moedergodinnen en kennen vruchtbaarheidsrituelen.
Bergvolken en bewoners van de vlakte hebben elkaar nodig. De bergbewoners kunnen niet zonder zout leven dat gewonnen wordt uit de zee. Ook hebben ze veel over voor technische producten uit de vlakte.
Vroeger waren dat voorwerpen van metaal, tegenwoordig die van plastic en klokken en radio's. Voor de volken van de vlakte waren ivoor en rinoceroshoorn, geneeskrachtige planten, edelhout, goud en edelmetalen, harsen en vruchten deels van levensbelang en deels luxeartikelen of handelswaar.
De minderheden hadden onder Chinese en Vietnamese dynastieën vrijheden die er vaak toe leidde dat hoofdmannen rebelleerden. Anderen vochten met de Viet voor de onafhankelijkheid.
Van de 54 bergvolken leven er 32 in het zuidelijke hoogland. Fransen en Amerikanen zetten hen aan tot de strijd tegen Vietnam. Vergelijkbare pogingen werden tot op heden ondernomen en leidden enige jaren terug vaak tot onlusten.
De minderheden kunnen ingedeeld worden bij de drie grote taalfamilies. Tot de 5,6 miljoen van de Austro-Aziatische taalfamilie behoren 900.300 Muong, 2,9 miljoen en Thai, 1,4 miljoen Mon-Khmer en 383.000 Meo-Dao. Tot de derde, de Austronesische taalfamilie, behoren 465.000 mensen.
En dan zijn er nog kleine groepen en subgroepen met 100 à 300 leden die vaak alleen door dialecten te onderscheiden zijn. Velen houden vast aan hun gebruiken en tradities.
Meer dan een miljoen Chinezen, in Vietnam Hoa genaamd, spreken Sino-Tibetaanse talen. In het noorden zijn dat meestal vissers en bergbewoners, in de steden groot- en kleinhandelaren of restauranthouders. In het socialistische Vietnam kwam de werkgelegenheid voor hen meermaals op de tocht te staan. Na 1975 vormden zij in het zuiden het grootste percentage van de boat people, in het noorden vluchtten velen naar China.
 


All pictures on this page are copyrighted.